by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941)
Zomerlied
Language: Dutch (Nederlands)
Op tengere stengelen bengelt De haver al heen ende weer En 't zilverig zwellende koren Wuift wiegelend op ende neer. O kom, waar roosbloemige klaver Het bieken tot azen verleidt, Waar, klapwiekend, zich met de klaproos De goudenen vlinder vermeit! Kom dolen door vroolijke velden En plukken de bloemekens fijn, En drinken de schoonheid der zonne, Als gouden, etherische wijn! Kom zwerven door zeëen van koren! Zij zandig en zonnig het pad Ginds lokt ons de blauwgroene woudzoom; In nevelen ligt reeds de stad. Wij poozen op grazige heuvels, Waar het krekeltje zingt, en wij zien De torens in 't blauw zich verheffen, De sneeuwwitte wolken vliên. Straks zinkt in de mollige zode De klanklooze voetstap weg. Buig dan naar mijn lippen en luister Naar wat ik u fluisterend zeg!
Confirmed with Hélène Swarth, Beelden en stemmen, P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam / Ad. Hoste, Gent 1887 p.143
Authorship:
- by (Stephanie) Hélène Swarth (1859 - 1941), "Zomerlied", appears in Beelden en stemmen, in Lied en leven [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Cornelis Andriessen (1865 - 1947), "Zomerlied" [ voice and piano ], from Liederen, no. 3, Amsterdam : Alsbach [sung text not yet checked]
- by Karel August Textor (1870 - 1934), "Zomerlied" [ voice and piano ], from Twee liederen, no. 2, 's-Gravenhage : Van Eck [sung text not yet checked]
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
This text was added to the website: 2023-05-01
Line count: 24
Word count: 130