by Raf Verhulst (1866 - 1941)
Ballade van de Zee
Language: German (Deutsch)
Een visser zal zijn ganse dagen Een trouwe liefde in ’t harte dragen, En wat hij eert en wat hij mint, ’t is eerst vooral een golvenkind. De barre ruggestreng der duinen Met hare heuvlen, hare woeste kruinen Zijn wellusthoven naar zijn oog. Op zee gevoelt hij zich als koning. De roeve is zijn zoetste woning. En boven hem het sterrendak En onder hem het deinend vlak. Zijn oog moet door de ruimte staren Tot waar de lucht rust op de baren. Geen zachter wiegelied dan ’t suizen der klopzee, klotsend aan de kluizen. Hij vliegt met zijn ontploken vlerken Op baren breed en hoog als kerken. Het zwellend zeil, het trekt en spant Dat kraakt het staand en lopend want. Met zeewind moet zijn borst gevuld, Met pekelwaai gezult. Stormgeloei of liefijk fuistren, Hij blijft getrouw haar stem beluistren! In lief en leed, in wel en wee. De zee alleen, alleen de zee !
Authorship:
- by Raf Verhulst (1866 - 1941), appears in De kinderen van de zee, first published 1900 [author's text not yet checked against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by Lodewijk Mortelmans (1868 - 1952), "Ballade van de Zee", 1915, first performed 1920 [ bass and orchestra ], from opera De Kinderen der Zee [sung text not yet checked]
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
This text was added to the website: 2022-11-19
Line count: 26
Word count: 155