by Charles Polydore de Mont (1857 - 1931)
De Rijndwergen
Language: Dutch (Nederlands)
I. - In het Duister. Verhaal Nacht over de aard... Alom heerscht nacht! Geen ster houdt wacht... Loodgrauwe wolken rotsen en hotsen als vurige rossen door 't hemelruim. Wild zwoegt de Rijn...: de baren steigren en klotsen, bespattend de rotsen met kokend schuim. Knettrende bliksems gieren in grilligen bocht door de locht, en, als het tieren der hellekrocht, rollen dommelend, heinde en ver, de donders... Nacht, diepe nacht, en maan noch ster... Stem De burcht slaapt stil op de steile rots... Daar dwalen in 't duister de dwergen rond. Graaf Sibo beluistert het golvengeklots en siddert, - siddert op slaaplooze spond. Graaf Sibo recht zich en spant het oor - Klachten boren de wanden door! Hoor...! Gekerm van Dwergen, buiten, eerst aarzelend, als verre, dan nader, nader, en dreigender: Erbarmen! Heb erbarmen! Graaf Sibo, Graaf Sibo, doe op, och! doe op! Erbarmen! Och! Heb erbarmen! Wij roepen, wij kermen... Graaf Sibo, och! doe op! Snerpend ijskoude winden jagen - Graaf Sibo, doe toch op! - Sissend ijslijke bliksemslagen raatlen rond onzen kop... Erbarmen, heb erbarmen, Graaf Sibo, doe toch op! Wij komen tot u, zoo verhongerd, zoo bloot... Och! jon bij uw haard ons een arme korst brood. Och! jon ons een bussel stroo in den stal... - Er is een God, die 't u loonen zal! Graaf Sibo, heb erbarmen... Sibo ontwakend Wat durft gij mij tergen, dwergen? Keert weer in uw bosch... Knechten! Mijn honden ontbonden! Laat ze er op los! Wat durft gij mij tergen! De klacht duurt voort Graaf Sibo, erbarmen... Een bussel stroo... Wij sidderen zoo... Verstoot niet ons, armen! Erbarmen, erbarmen! Graat Sibo, ook de armen sterven zoo noô! De Dwergen. Graaf Sibo, heb erbarmen! Sibo Mijn honden ontbonden! Laat ze er op los! Knechten Honden, gij los! Op! Uit uw hokken! Met stampen, met stokken jagen we u op! Honden, gij los! Weg van uw troggen! Bloedlustige doggen met ijzeren kop, op! Honden, gij los! Brakken en dassen! Blaffen nu, bassen moogt gij volop! Honden, gij los! Hazewind en vos, gezwind als de wind, rukt los! In wilden draf, met de tong uit den muil, berg op, berg af, door spelonk en kuil! De dwergen na! Kiss, kiss! Tsja, tsja! Vooruit! Hap wild naar dij en kuit! Dog, vos en brak, zet heete tanden in kuit of hak! Stuift onderstboven het bedelpak! Honden, gij los! Jaagt ze naar 't bosch. De dwergen vluchten en verdwijnen in onderaardsche gangen Doodsche stilte Verschrikkelijke donderslag Sibo weer ontwakend Ha! ha! ha! Verachtelijk dwergengebroed! Bliksems, slaat nu de kim in gloed! Donders, dommelt uit al uw woed! Regens, spat los en bruist neer als een vloed Vernielt het verachtelijk dwergengebroed! Eerst zóo is het goed! Eerst zóo is het goed! En laat mij rusten zoet... zoet... zoet... Stemmen van Dwergen in de verte: Zoo treffe onze wraak u, u en uw bloed! Een enkel schril, spottend stemmetje: Graaf Sibo, waar is er uw dochterlijn?... Graaf Sibo, heb erbarmen! Luid, woest gelach, daarna als verdwijnend: Ha! ha! - Ha! ha! Echo Ha! ha! II. - 't Is Dag. Verhaal Rozenkleurige wolkjes spreide hier en daar door 't hemelsblauw. Doomend smelten woud en weide in een scheemrend zilvermeer van dauw Zacht, met goudgetinte stralen tint de zon der bergen top Overal, langs bosschen, dalen sprankelen vroolijke liederen op. Een stem Graaf Sibo, waar is uw dochter heen? Gij treurt alleen in uw donkre zalen. Graaf Sibo, waar is uw dochter heen? Haar cel is leêg! Haar vindt er geen! Wie zal ze wederhalen? Onderaardsche stemmen: Graaf Sibo, kendet gij erbarmen? - Ha! ha! Echo Ha! ha! Sibo Op, op! Mijn knechten! Mijn schimmels, op! In 't veld! Mijn kind gezocht! Op naar de bergen! Neer in de dalen! Gestegen tot den hoogsten top! Gedrongen in de zwartste krocht... In 't veld! Mijn kind, mijn kind gezocht! (Plechtig:) En hem, den ridder uitgelezen, die Blanka wedervinden mag, hem wees dees dag zijn schoonste dag... Mijn Blanka zal zijn gade wezen! Mannen De dwergen verbergen de maagd in hun duistere woon. Geen andere op aarde zoo edel, zoo schoon! Wie zal er de schoone herwinnen? Een Ridder Is zij de schoonste maagd der aard, zij zal mijn gade wezen. Wat zou ik vreezen? Heb ik niet schi en helm en paard? Heb ik niet lans en moker en zwaard...? Wat zou ik vreezen? - Is zij de schoonste maagd der aard, zij zal de mijne wezen. Vrouwen Haar oogen zijn blauw als de hemel te Mei, haar wangen zoo zacht als de bloempjes ter wer, haar hart is zoo puur als de reinste lentelucht. - Wie vindt haar? Wie opent de krocht, waar ze in zucht? Wie zal er haar liefde gewinnen? Een Minstreel 'k Heb schild noch paard 'k hoef speer noch zwaard Mij laait in het harte de minne Ik vind haar, al zucht ze in het diepste der aard ik vind haar, al zucht ze in het diepste der aard en vraag geen loon - niet éens wat minne! III. - Op het Spoor! Verhaal Langs heuvels en dalen, door weide en woud diaven en dwalen de ridderen stout. de maged te achterhalen. Hun horens toeten van trararara! Slechts de echo's brommen de tonen na... Trararara! De dwergen grijnzen: Halihaliha! - Wie zal haar achterhalen? En waar het zoekend riddersoog én vorschen moog, én speuren moog, geen schijn, geen spoor van haar... En treurig, met het hoofd gebogen, komen, met de droeve maar, de ridders naar de burcht getogen, waar Sibo zucht, verweesde vaâr! De Minstreel, in het woud Du, lieve zon, du, daal nog niet! Gi, lieve vogelkinen, laat uw lied nog klinken Du, lieve zon, du, daal nog niet! Zoete avondster, wil nog niet blinken. Zij keerden allen, allen weer... Geen wapens hoor ik nog rinkinken! - Ik heb slechts mijn hart, met mijn liedren tot weer. Maar nimmer keer ik, nimmermeer, of weer zal Blanka, juichend teer, haar vader aan den boezem zinken. Dwergen Ha hi! hi ha! Wat dwaalt daar die dwaas met zijn laf gekweêl? Gij bleeke, gij blonde, gij droomrige minstreel... Hoopt gij het duifken te vinden, te ontbinden? Gij hoopt te veel... Vreest gij niet, dat u de wolven verslinden? Keer weer! Keer weer! Nooit ziet de wreede zijn dochter weer. De Minstreel Wouden, weet gij Blanka schuilen? Bergen, zucht zij in uw kuilen? Ik vind haar weer, word' ze ook eens andren bruid. O hemelvreugd, voor haar het leven wagen! Mijn hart zal mij leiden, de minne mij dragen! Vooruit! IV. - Liefde dooft Wrake. Verhaal De avond valt... Duisternissen dalen neer over de aard. Tusschen 't loof verschalt nog vogelzang... Zwarte gnomen dwalen ter burchtewaart. Uit krochten en holen, tronken en boomen, komen de gnomen hervoor, draaiend, zwaaiend, zwierend, tierend, spottend in koor: ‘Duifje! Waar zit gij verscholen?’ De Minstreel Ik was nog kind, reeds minde ik haar. Waar is zij thans? Waar treurt zij, waar? Ik heb haar zoo lang, o zoo lang bemind! Ik heb haar zoo lang heel in stilte aanbeên! Ik min haar zoo teer als geen moeder haar kind, veel meer dan mij zelf... en 'k min haar toch alleen... Ik wil haar vinden, haar hand verwerven of sterven..., sterven! Een Dwerg Ochen, achen met verwijfd misbaar, - pochen, prachen of m'een Roeland waar', dat valt, bij mijn ziel, noch lastig noch zwaar! Maar wilt gij haar - ja, wilt gij haar -, wat zoudt gij voor haar geven? Zeg niet: het leven! Voorwaar, voorwaar! zaagt gij den dood, - den bleeken, den schralen, den ijskillen dood, mooi zangertje, wat zoudt gij beven! De Minstreel Breng mij bij haar! Gun háar het leven, gun haar Gods vogelzang en lieven zonneschijn! 'k Wil u mijn laatsten bloeddrop geven! Doet vrij mij sneven in folterpijn.. Ik zal niet beven! Gun háar het leven... Zoo sterven zal een hemel zijn! Lange stilte Dwergen Waar zulke liefde het hart vervult, daar dooft de bittre gloed der wrake. Breek op, geheim, dat de schoone omhult, gij, minstreel, wil uw treuren staken! Hier is uw bruid! Zij is u waard! Ze is de eêlste en reinste bloem van de aard! De Liefde dooft de Wrake.
Confirmed with Pol De Mont, De Rijndwergen; Ballade, in: Dietsche Warande, Nieuwe reeks 2. Jaargang 6. A. Siffer, Gent / L.J. Veen, Amsterdam 1893 1893 p.487. Note: Geschreven voor muzikale compositie. Wordt getoonzet door den heer Ryelandt, te Brugge. The poem is preceded by the following epigraph:
‘O châtelain, dit il, ne soyez insensible Ouvrez-moi; je suis vieux, et la nuit est terrible La forêt craque au loin sous le poids des glaçons!’ Jean Reboul
Authorship:
- by Charles Polydore de Mont (1857 - 1931), "De Rijndwergen", subtitle: "Ballade" [author's text checked 1 time against a primary source]
Musical settings (art songs, Lieder, mélodies, (etc.), choral pieces, and other vocal works set to this text), listed by composer (not necessarily exhaustive):
- by (Julianus Marie) August De Boeck (1865 - 1937), "De Rijndwergen", 1904-1906, first performed 1906 [ soli, chorus and orchestra ] [sung text not yet checked]
- by Joseph Ryelandt (1870 - 1965), "De Rijndwergen", op. 5 (1893), destroyed [sung text not yet checked]
Researcher for this page: Joost van der Linden [Guest Editor]
This text was added to the website: 2023-05-06
Line count: 298
Word count: 1356